Humor is het vermogen om iets dat grappig, amusant of geestig is aan te voelen, te waarderen of tot uitdrukking te brengen. Humor kan ook een aanduiding zijn van de expressie van iets komisch of grappigs in woord, daad of geschrift.
Deze middag zit mijn oom, de broer van mijn moeder, en zijn vriendin bij mijn vader. Ik had hem al laten weten dat ik ook even langs zou komen. Mijn oom heeft humor. Utrechtse humor. Het lijkt Tineke Schouten wel als ik hem hoor praten. Ergens geniet ik daar wel van, merk ik. Zo ook mijn vader. Bij elk stukje wat mijn oom vertelt zit ergens altijd wel een grappige gevatte opmerking.
Als mijn oom weg is praten ik en mijn vader even na. We komen tot de conclusie dat we beiden altijd moeten lachen om mijn oom. Allebei vinden we het fijn als hij op bezoek is geweest. Ondanks de situatie waar we allemaal in verkeren weet hij er toch op een of andere manier een fijne draai aan te geven.
De glimlach van mijn vader laat zien dat zijn hart thuis is vandaag. Het is fijn om te zien dat hij in deze fase toch nog op een bepaalde manier kan genieten.