Leeg …

Ik word laat wakker vandaag. Nadat iedereen het huis van mijn ouders gisteren heeft verlaten ben ik met vijf vrienden lekker uiteten geweest. Beetje nababbelen over de dag, een biertje en een goed glas wijn drinken. Het is laat geworden gisterenavond. Ik heb het prettig gehad met mijn vrienden. Fijn dat ze er weer voor mij waren. Bijzondere mannen!

Onderweg naar het restaurant ben ik gisteren een goede kennis tegengekomen. Hij is ook zijn ouders kwijt. Hij heeft me gisteren meegegeven dat ik vandaag een leeg gevoel zou hebben. Ik heb het van hem aangenomen. Hij kan het immers weten.

Ik begrijp inmiddels wat hij bedoeld. Ik sta op met een surrealistisch gevoel dat alles wat ik de afgelopen dagen heb meegemaakt onwerkelijk is. Het lijkt wel of het niet gebeurd kan zijn, doch echter de werkelijkheid is anders zeg ik snel tegen mijzelf. Het is raar als je hart niet naar je verstand wil luisteren, maar niet verwonderlijk in mijn situatie.

Het geloven van het verlies, het onder ogen kunnen zien van het verlies, het weten dat het verlies realiteit is en het gevoelsmatig beseffen dat het verlies heeft plaatsgevonden is hetgeen waar het om draait. Samen met mijn vader hebben we veel gepraat toen hij het nieuws heeft gehad dat hij terminaal ziek is. We hebben toen tegen elkaar gezegd, we gaan er niet over en zullen het moeten accepteren. Hoe zwaar het ook is. Het zal geen gemakkelijke weg worden, maar we moeten er wel nog wat van maken en er uithalen wat er in zit. In elke vorm. Een ding weet ik zeker, dat heeft mijn vader zeker gedaan en ik ook weet ik nu …

Ik weet verstandelijk gezien dat mijn vader en mijn moeder overleden zijn, alleen is het gevoelsmatig aanvaarden van het verlies heel moeilijk. Ik houd me vast aan de gedachte dat het aanvaarden van het verlies op termijn steeds minder moeilijk gaat worden, omdat ik er steeds weer aan herinnerd wordt dat mijn ouders er niet meer zijn. Dit heb ik al gemerkt door open te zijn over het ziekbed van mijn vader en de situatie met mijn moeder. Ik ben gesprekken en confrontaties niet uit de weggegaan. Overal waar ik kom en bij alles wat ik doe waar mijn vader en moeder voorheen aanwezig waren of ter sprake komen, werd ik geconfronteerd met het feit dat mijn vader ziek was en mijn moeder weg is. Ik kon er steeds beter over praten. Het besef dat ik het op dezelfde wijze aan dien te gaan is volledig aanwezig nu ook mijn vader overleden is. Dit zal nog wel een hele lange tijd heel zwaar zijn.

Het is goed om te beseffen dat het uiten van mijn gevoelens iets anders is dan het ervaren van mijn gevoelens. Ik ervaar verdriet, maar kan dit niet altijd uiten. Verdriet doet pijn weet ik inmiddels. Dat voel ik. In de afgelopen maanden heeft mijn verdriet zich vaak geuit wanneer ik alleen ben.

Nu alles voorbij is en ik haast geen tranen meer over heb, voel ik me uitgeput en leeg. Het is geen naar gevoel. Maar wel een gevoel dat ik niet goed kan plaatsen. Het voelt soms unheimisch. Het is niet vaak voorgekomen dat ik een unheimisch gevoel heb in mijn leven. Het is ook niet zo gek. Tien maanden lang met het ziekbed van mijn ouders bezig geweest en twee crematies achter de rug van de mensen waarvan ik zielsveel hou. Alle emotionele en fysieke kracht is geheel uit mijn lichaam onttrokken. De laatste dagen heb ik waarschijnlijk alleen op adrenaline gefunctioneerd zo lijkt het.

Ik ben soms rusteloos en vermoeid. Dit zijn ‘normale’ symptomen in het proces waar ik in zit. Ik besluit om dit over me heen te laten komen en hieraan toe te geven. De komende tijd zal ik hier wel last van hebben. Het is niet voorspelbaar en het maakt uiteindelijk ook niet uit hoeveel tijd ik nodig heb om het rouwproces door te komen. Het tempo van ieder individu ligt immers verschillend heb ik de afgelopen maanden geleerd van diverse mensen, die een dergelijke ervaring hebben.

Ik probeer aan het einde van de dag nog onder de mensen te komen. Ik ga een frisse neus halen en kletsen. Een aantal vrienden die bij mij om de hoek zijn hebben mij net gebeld.

De goede kennis heeft gelijk gehad. Het gevoel dat ik zou krijgen klopt. Het gevoel van deze dag is te omschrijven met een woord: leeg …

Wetenschap …

Vanmiddag heb ik contact met mijn vader. Ze gaan hem vervoeren van het ziekenhuis naar het verzorgingstehuis. Het kan nog wel even duren geeft hij aan. Ik geef hem aan dat het prima is en dat hij mij een pingetje stuurt als hij vetrekt uit het ziekenhuis.

In de tussentijd komt een van mijn beste vrienden bij mij langs. Ik kan mijn hart bij hem luchten. Ik heb de hele week al het gevoel dat de laatste fase is aangebroken. We praten anderhalf uur. Ik ben blij dat hij even is geweest.

Aan het einde van de middag besluit ik alvast richting het verzorgingstehuis te gaan. Ik bel mijn vader onderweg op dat ik op hem zal wachten in het verzorgingstehuis. Tijdens dit gesprek vertelt hij mij dat hij in de tussentijd nog een dokter, die bij hem langs is geweest, heeft gesproken. De uitkomst van het gesprek zal hij wel laten weten in het verzorgingstehuis.

In het ziekenhuis aangekomen praat ik met mijn vader over het gesprek met de dokter. Hij geeft aan dat het nog een kwestie van dagen is en geen weken meer. Ergens vermoedde ik deze boodschap al. De boodschap komt toch hard aan, ook al ben ik al drie maanden bekend met dit nieuws. Het is nu alleen duidelijk voor alle betrokkenen waar iedereen aan toe is de komende tijd.

Ik blijf nog geruime tijd in het ziekenhuis. Vraag aan mijn vader wie ik moet bellen en wie hij echt nog wil zien. Tevens probeer ik met de verpleging af te stemmen wanneer de ambulance komt, mijn vader wil weg uit het ziekenhuis merk ik. Het duurt nog wel even. Ik spreek met mijn vader af dat hij mij belt wannneer hij in het verzorgingstehuis is. Mijn vader wil gaan rusten.

De laatste dagen zijn aangebroken, onderweg naar huis merk ik dat deze wetenschap pijn doet. Ik ben verdrietig.

Geschrokken …

Aan het eind van de middag krijg ik een telefoontje van mijn vader. Hij vraagt me om meteen te komen. Hij kan niet meer en is moe. Een beetje verrast stap ik in mijn auto en zorg dat ik zo snel mogelijk bij hem ben.

Onderweg bekruipt me het gevoel dat ik al een keer gehad heb op de dag dat mijn moeder overleed. Het zal toch niet zo zijn dat het sterven van mijn vader nu al zijn intreden doet? Dat is wel heel plotseling ondanks het ziekbed.

Ik kom bij mijn vader in zijn kamer binnen en merk aan hem dat het niet goed is. Hij is blij dat ik er ben en vraagt of ik op de stoel naast het bed bij hem wil komen zitten. In eerste instantie probeer ik uit te vinden hoe het er voor staat met hem. Is het moment aangebroken dat ik iedereen moet gaan bellen? Hij probeert zich te ontspannen, maar blijft zeer onrustig. Hij vraagt of ik de vriendin van mijn moeder wil bellen. Hij heeft nog een mobiele telefoon voor haar klaar liggen die zij op kan komen halen vanavond.

Na een uur arriveert de vriendin van mijn moeder. Mijn vader probeert meteen uit te leggen hoe het werkt met de mobiele telefoon. Zij is nu ook bereikbaar voor hem.

Ik probeer de verpleging te raadplegen voor medicijnen. Het zou fijn zijn als hij wat slaappillen krijgt om rustig te worden. Samen met de verpleging stop ik mijn vader in bed. Na een paar uurtjes gaat het wel weer met mijn vader. Kennelijk lag hij niet zo goed in zijn bed en doet dit enorme pijn. Deze pijn zorgt er voor dat hij in een keer niet goed wordt, denkt hij. Ik adviseer hem om lekker te gaan slapen en zijn rust te nemen.

In de auto begin ik me een aantal dingen te realiseren. Ik weet dat de dag dat mijn vader zal sterven sneller zal aanbreken dan ik verwacht. Ondanks dat ik mezelf mentaal probeer te wapenen tegen dat moment, ben ik vandaag toch erg geschrokken. Waarschijnlijk kan en moet ik mij niet (proberen te) wapenen tegen deze dag.

Normale dag …

Dag in dag uit wanneer ik bij mijn vader in het verzorgingstehuis kom spreek je eigenlijk door hoe het er voor staat. Je vraagt wie er geweest is, wie er nog komen en hoe het met de fysieke toestand staat.

Het praten over de fysieke toestand, vooral als het gaat over de pijn die iemand meedraagt, gaat in cijfers van 1 tot 10. Dat heb ik van een verpleger, die dagelijks in het ziekenhuis bij mijn vader langs kwam, geleerd. Hij vroeg steeds ‘hoe staat het met de pijn?’. Mijn vader gaf vervolgens dan een cijfer van 1 tot 10. Een 1 is het minst en een 10 is het meest in de gradatie. De verpleger leerde mijn vader ook om goed na te denken over de waarde van de cijfers. Daarop kon namelijk de medicatie worden bijgesteld. Wanneer hij meer pijn had dan de dag er voor kreeg hij zwaardere pijnstillers. Daarnaast hielden ze de cijfers van elke dag bij, zodat het verloop goed zichtbaar werd.

Sinds ik van de verpleger geleerd heb hoe beter met de pijnvraag om te gaan, vraag ik ook elke dag hoe het ervoor staat. Ik vraag mijn vader dan naar het cijfer. Vandaag is het een 5. Zoals hij zelf zegt ‘het is dragelijk en prima te doen’. Zijn rechterarm kan hij nauwelijks nog bewegen en zijn benen zijn deels verlamd. Toch kan hij daar mee uit de voeten en is dat niet onoverkomelijk voor hem. Zijn normen van normaal zijn al naar beneden bijgesteld.

Mijn vader heeft vandaag genoeg aanloop gehad, zoals hij dat noemt. Dat betekent er zijn genoeg mensen langs geweest. De pijn is prima te doen, het was immers een maar een 5. Een normale dag, zoals mijn vader dat ervaart. Doordat mijn vader deze dag als een normale dag ervaart voel ik me ook wat rustiger. Ik ga rustig op huis aan.

Een normale dag, ik vraag me af of ik dat eigenlijk ook vind, kijkende naar de situatie waar wij nu in verkeren.